Cirkelspel
Doel: begrippen oefenen/herhalen of woordjes oefenen
Groepssamenstelling: groep van ongeveer 10 leerlingen
Voorbereidingen: zachte bal meenemen
Werkwijze
- Ongeveer 10 leerlingen gaan in een cirkel staan.
- Eén leerling uit de groep wordt benoemd als teller/scheidsrechter en een andere leerling start met de bal.
- Van te voren is aan de groep verteld over welk onderwerp het gaat. De leerling met de bal roept een bepaald begrip of woordje en gooit de bal naar een ander in de groep. Deze leerling benoemt de juiste definitie van het begrip of vertaling van het woordje. Dezelfde leerling benoemt een nieuw begrip/woordje en gooit de bal weer door. De teller houdt bij hoeveel begrippen er goed worden uitgelegd en grijpt in wanneer er begrippen of woordjes dubbel worden gebruikt.